-
1 craindre
craindre [krẽdr]♦voorbeelden:craindre pour la vie de qn. • vrezen voor iemands levenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 vrezen ⇒ bang zijn voor, schuwen2 vrezen ⇒ duchten, eerbiedigen♦voorbeelden:il craint qu' on ne le comprenne pas • hij is bang dat men hem niet begrijpt→ chat -
2 craint l'humidité
craint l'humiditédroog bewaren, houden 〈 waarschuwend opschrift〉
Перевод: с французского на нидерландский
с нидерландского на французский- С нидерландского на:
- Французский
- С французского на:
- Нидерландский